 |
 |
|
 |
 |
Around the world with Albaworld
Island hopping op de Buiten-Hebriden
Air ‘a Chuan, zwervend langs de Atlantic Als op het zuidelijke, katholieke eiland
Barra de kerkgangers 's zondags vanuit de mis zo de pub inlopen voor een middagje 'craic', de Keltisch manier om je eens goed te amuseren, gaan tweehonderd kilometer noordelijker in Stornoway de strenge protestanten ernstig kijken ter kerke. Een grotere tegenstelling
zul je in Schotland niet snel vinden.
Barra Met een wijde boog scheert de ferry van Caledonian MacBrayne rond Kisimul Castle. De vijftiende-eeuwse, metershoge muren rijzen steil
op in de baai van Bagh a Chaisteil (Castlebay). Eeuwenlang was de chieftain van clan MacNeil heer en meester over de zeeën rond de zuidelijke Hebriden. Een kleine vijf uur geleden installeerde ik mij in Oban
op de comfortabele Clansman voor de reis door de Sound of Mull en over de Sea of the Hebrides naar Barra, het eiland van de duizend bloemen. Een week ‘island hopping’ ligt voor me. Mijn kamer
in hotel Tigh Osda Craigard biedt een spectaculair uitzicht op de wijde baai. Stil dobberen vissersbootjes in het goudgele licht van de ondergaande zon. Het doet niet onder voor de Middellandse Zee. Alleen de temperatuur ligt meer dan een paar streepjes lager.
In de hotelbar krijg ik een stoomcursus ’Barraigh’. ‘Bijna overal in Schotland is het Keltisch als voertaal verdwenen. Maar hier spreekt iedereen het nog. Ook de jeugd. Naarmate je noordelijker op
de Hebriden komt wordt het wel wat minder’, hoor ik. En inderdaad, overal, bij de kruidenier of in de pub, klinkt het zangerige Gaelic.Voor het geschreven Gaelic gebruikt men trouwens maar negentien letters. Daar wordt uitermate ruimhartig mee
omgegaan ontdek ik de volgende dagen. Het is telkens weer een hele klus een herkenbare plaatsnaam te distilleren uit de zee aan letters op de richtingwijzers. Je voelt je al snel niet meer in Schotland. Dat wordt nog versterkt door de eilanders zelf. ‘Wij
zijn helemaal geen Schotten’, zeggen ze trots. Maar Hebridean voelen ze zich nu ook weer niet. De Vikingen zijn onze voorouders, krijg ik steevast te horen. Dat is zo ongeveer het enige dat hen bindt. Want tussen alle eilanden heerst een forse
rivaliteit. Op Barra kunnen ze zich met geen mogelijkheid voorstellen hoe de noordelijke buren het op het platte, moerassige South Uist uithouden.
Whisky galore Eén ding hebben Barra en South Uist wel gemeen. Een scheepsramp. En de daarop volgende grootste jutterij in de wereldgeschiedenis.
In 1941 liep het stoomschip Politician op de rotsen van Eriskay in de Sound of Barra. Met aan boord 234.000 flessen topkwaliteit whisky, bestemd voor Noord-Amerika. Binnen een paar dagen waren de meeste flessen uit het ruim verdwenen. Verstopt in
grotten, onder de vloer en in snel gegraven kuilen op de hei. En in de kelen van de jutters. Sir Compton MacKenzie romantiseerde de fanatieke zoekpartij van de Britse douane in zijn boek Whisky Galore. Het was de basis voor een prachtige, typisch
Engelse, jaren vijftig filmklassieker. Sir Compton rust nu naast het kapelletje van St Barr, Cille Barr. Het altaar ligt vol schelpen. Kaarsen branden op de stenen grond voor een ruwhouten heiligenbeeld, omringt door flesjes ‘holy water from father Dermot
Duggan’s well’. Het doet me denken aan de Maya-kerken in Guatemala.
Bonnie Prince Charlie Nagenoeg iedere Schotse folkgroep heeft de Skye Boat Song, één van de vele balladen over Bonnie
Prince Charlie, op het repertoire staan. Het was Charles Edward, kleinzoon van de verbannen Stewart-koning Jacobus, in 1745 bijna gelukt de Britse troon te heroveren. Zijn veldtocht bracht hem tot vlak bij Londen. Daar stond het hele hof gepakt en gezakt klaar
om naar hun stamslot in Hannover te vluchten. Onvoldoende steun van de Engelse bevolking en Fransen, die hun beloften niet nakwamen, gaf Charlie’s avontuur de doodsteek. Tijdens de laatste veldslag op Britse bodem hakten het Engelse leger zijn Highlanders
bij Culloden genadeloos in de pan. Maandenlang hield hij zich schuil op de Hebriden. Tot hij, verkleed als Flora MacDonald’s Ierse dienstbode Betty Burke, kon ontsnappen. Een cairn markeert nu in Milton de plaats van Flora’s geboortehuis op South
Uist. In het weitje ernaast zie ik hoe Hugh McKenzie vakkundig een schaap beet grijpt en het met zijn knie op de grond drukt. In een mum van tijd heeft hij met een traditionele handschaar de vacht losgeknipt. Van
elektrische tondeuses moet hij niets hebben. ‘Dat is iets voor Australiërs en Nieuw-Zeelanders. Die moeten productie draaien. Ik scheer er maar zo’n vijftig per dag. Of ik stop eerder als ik er genoeg van krijg’, zegt hij lachend. Aan het eind van de middag voert op Benbecula een oeroud pad mij naar Rossinish Point waar Charlie’s bonnie boat klaar lag om hem naar Frankrijk te brengen. Af en toe krassen een paar kraaien hoog tegen de bergwand
de intense stilte aan stukken. Een waterig zonnetje spiegelt in een rimpelloos loch. Ik vraag mij af wat die prins – ook bekend van het etiket op de Drambuie whiskylikeur - die zomer in 1746 dacht, toen hij voorgoed het land verliet waar de Stewart-dynastie
eeuwenlang de dienst uitmaakte.
Machair Een voor Europa uniek landschap, de machair, kenmerkt de Atlantische westkust van de Buiten Hebriden. Kilometers lange stranden gaan geleidelijk
over in vruchtbare kustvlakten van fijn wit schelpenzand. Eeuwenlange bemesting met zeewier gaf een bodemstructuur waarin een uitbundige flora wortelt. Het resultaat: een paradijs voor ornithologen. Het wemelt er van de vogels. Alleen al vijfentwintigduizend
paar waadvogels, zoals tureluurs, leggen er hun eieren. Noord en Zuid Uist zijn de enige habitats in Groot-Brittannië waar je de spriet, verstopt in het hoge gras, nog kunt horen. In een grijs verleden meenden de eilanders dat deze lawaaimaker ergens
onder het ijs overwinterde. Langzaam is de laatste dertig jaar de populatie van de bijna verdwenen zeearend weer toegenomen. Met veel geduld kun je er hoog boven het Loch Druidibeg reservaat soms een zien cirkelen.
Ik tuur systematisch de bergwand af, denk geluk te hebben, maar het blijkt een steenarend te zijn. Zorgvuldig zoek ik mijn weg door het moeras. Wat verder op een heuveltje grazen een wilde pony en haar veulen. Het tweede grote vogelreservaat, Balranald, heeft
naast zijn overvloed aan vogels een extra attractie. Op het strand zijn regelmatig dolfijnen, orka's of potvissen te spotten. Heb je pech, dan kun je altijd nog een goed plekje op een van de Caledonian MacBrayne veerboten zoeken. In de boeggolf vertonen vaak
dolfijnen hun razendsnelle capriolen.
Harris Het oudste gesteente op aarde, Lewisian gneiss, domineert het landschap op Harris, mijn volgende eiland. Plukken hei geven de afgeslepen,
grijze bergwanden hier en daar een bruingroene touch. Ik volg een eeuwenoud voetpad dat deel uitmaakt van de Frith-Rathad na Haearad, de Harris Walkway. Een roedel herten houdt me alert in de gaten. Tot ik te dichtbij kom. Rank verdwijnen ze over
de ruige, kale rotsbodem langs het kleine meertje vol gele irissen. In vroeger tijden gebruikten de bewoners van de baaien aan de oostkust ditzelfde pad als ze hun doden over de kale bergrug naar de westkust van
het eiland droegen. In de zanderige machairbodem was het immers makkelijker graven. Nog steeds kun je aan de bergjes stenen langs het pad zien waar ze de kist onderweg even neerzetten om wat uit te rusten. In deze
woestenij kan ik mij goed voorstellen in welke armoede de mensen hier ooit woonden. Sommigen probeerden er werk te scheppen. Lord Leverhulme, rond 1920 de grote baas van Unilever, kocht in 1922 het Noorse walvisvangststation in Bunavondeadar bij Tarbert. Het
werd geen succes, de Noren hadden de zeeën rond Harris in de voorgaande twintig jaar leeggejaagd. Zeven jaar later ging de Harris Whaling and Fishing Company failliet. Als een waarschuwende vinger priemt een vierkante, bakstenen schoorsteen triest
omhoog.
Calanais De Buiten-Hebriden zijn bezaaid met prehistorische monumenten. Ik heb de meest imposante, op de oevers van Loch Roag in Lewis, tot
het laatst bewaard. De standing stones van Calanais behoren met Stonehenge tot de belangrijkste steencirkels van Groot-Brittannië. Vijfduizend jaar geleden zetten de bouwers dertien metershoge rotsblokken in een cirkel rond een kolossale centrale steen.
Als een soort spaken voegden zij er op de heuveltop in de vier windrichtingen rijen stenen aan toe. Archeologen nemen aan dat het volk van boeren dat hier ooit leefde, de stenen gebruikte als kalender in de cyclus van seizoensgebonden rituelen in hun dagelijks
leven. Nu verknalt een groepje Amerikaanse rugzaktoeristen, dat zich met cola en broodjes binnen de cirkel heeft geïnstalleerd, de betoverende sfeer. In het museumwinkeltje koop ik een replica van de koning
uit de beroemde set Lewis Chessmen. Ik probeer me Lewis voor te stellen in 1831, een eiland vol bijgeloof, op het uiterste randje van Europa. Een storm jaagt over de duinen van Uig, vijftien kilometer van Calanais, en blaast een massa kleine, ivoren
figuurtjes bloot. Sean McIver krijgt de schrik van zijn leven als hij op de booskijkende beeldjes stuit. “Feeën, kabouters, ik sta midden in het Elvenkoninkrijk,’ is het eerste waaraan hij denkt en vlucht in paniek naar huis. Tegenwoordig
zijn de 78, uit walrustand gesneden schaakstukken de pronkstukken van musea in Londen en Edinburgh. Ze dateren uit de twaalfde eeuw en gelden als de meest uitzonderlijke antieke schaakstukken ter wereld. Op
Barra had ik de affiches van Calasaig al zien hangen. De folkgroep uit Glasgow is ‘on tour’ om contact te houden met hun roots vertellen zij in het knusse An Lanntair theatertje van Stornoway. Making for the Shore heet een van
hun CD’s. Kirsten Easdale zingt daarop haar prachtige Travelling West. Na een week Air ‘a Chuan, zwerven langs Atlantische kusten, kan ik mij nauwelijks een toepasselijker souvenir wensen.
Met dank aan DFDS Seaways (www.dfdsseaways.nl) en Caledonian MacBrayne (www.calmac.co.uk)
|
|
 |
|
|
|